Voor veel mensen en ook voor Martijn Snoep, bestuursvoorzitter van de Autoriteit Consument en Markt (interview Volkskrant 11 oktober) is duurzame landbouw hetzelfde als biologische landbouw. Die veronderstelling klopt niet. De uitgangspunten van biologische landbouw staan verdere verduurzaming juist in de weg.

Een van die uitgangspunten is de cel als ondeelbare eenheid van leven. Dat betekent dat zowel gene editing, het redigeren van erfelijke eigenschappen, als cisgenese, de introductie van soorteigen genen niet is toegestaan. Dat verbod geldt nu nog voor alle gewassen – ook gangbaar geteelde – in de Europese Unie, maar het besef begint door te dringen dat we ons daarmee een belangrijk hulpmiddel ontzeggen voor een meer duurzame landbouw.

Met deze technieken, waaronder CRISPR/Cas kunnen we gewassen maken met een betere voedingswaarde en een hogere opbrengst. Onder meer omdat ze van zichzelf meer gezonde inhoudsstoffen bevatten en beter bestand zijn tegen ziekten en plagen, droogte en overvloedige regenval. Dat laatste is geen overbodige luxe in het licht van de klimaatverandering, maar is ook nu al relevant.

Afgelopen seizoen bijvoorbeeld zijn er veel biologische aardappelen verloren gegaan door de aardappelziekte fytoftora en moest er in de gangbare landbouw meer dan anders worden gespoten. Dat terwijl al enkele jaren de mogelijkheid bestaat om een ‘casette’ in te bouwen met drie genen tegen aardappelziekten, afkomstig van wilde varianten. In Europa is het telen van deze resistente aardappelen (nog) verboden, maar elders in de wereld wordt er volop van geprofiteerd.

Het tweede uitgangspunt van de biologische landbouw is een verbod op synthetische bestrijdingsmiddelen. Vaak wordt daarmee de suggestie gewekt dat biologische producten gezonder zijn dan producten uit de gangbare landbouw. Om twee redenen is dat onjuist. De eerste is dat producten uit de gangbare landbouw vrijwel geen restanten van bestrijdingsmiddelen bevatten en zeker niet in hoeveelheden die de gezondheid bedreigen.  De tweede reden is dat ook in de biologische sector bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, maar dan van natuurlijke oorsprong. Die zijn lang niet allemaal even fris. Een aantal daarvan is inmiddels in Nederland verboden, zoals rotenon en kopersulfaat. Andere, zoals azadirachtine (uit de neemboom), pyrethrine (uit chrysanten) en spinosad (bodem) bacterie zijn wel toegelaten en worden ook regelmatig gebruikt. Voor het milieu zijn ze zeker niet minder schadelijk dan het grootste deel van de synthetische bestrijdingsmiddelen.

Het derde uitgangspunt is een verbod op het gebruik van kunstmest. Daarbij gaat het vooral om stikstofkunstmest, omdat die in de fabriek wordt gemaakt. Andere belangrijke voedingsstoffen voor de plant, met name fosfor en kalium, zijn van ‘natuurlijke oorsprong’, ze worden in mijnbouw gewonnen. Wat stikstof betreft moeten biologische boeren het dus doen met dierlijke mest, compost en met biologische stikstofbinding. Dat wil zeggen de teelt van vlinderbloemigen, zoals bonen, die bacteriën bevatten die stikstof uit de lucht kunnen omzetten in een voor de plant verteerbare vorm.

Sinds 1914, toen de Duitse onderzoekers Fritz Haber en Carl Bosch ontdekten hoe ze een einde konden maken aan het dreigende tekort aan stikstof uit natuurlijke bronnen, heeft de voedselproductie een enorme verandering (transitie in het hedendaags jargon) doorgemaakt. Opbrengsten schoten omhoog en leverden voedsel voor een groeiende wereldbevolking. Heden ten dage zou circa de helft van de wereldbevolking verhongeren als er geen kunstmest meer zou worden gemaakt.

Omdat het gebruik van kunstmest in de biologische landbouw is verboden, zijn de opbrengsten gemiddeld bijna een kwart lager dan in de gangbare landbouw. Dat is als we twee percelen met elkaar vergelijken. Kijken we wat verder dan wordt de vergelijking nog ongunstiger. Om voldoende aanvoer van stikstof te hebben uit natuurlijke bronnen is acht tot tien keer meer landbouwgrond nodig voor de productie van dierlijke mest en compostmateriaal en voor de teelt van vlinderbloemigen. Dat kunstmestloze systeem liep in de negentiende eeuw al vast toen Nederland zo’n twee miljoen inwoners telde. Stille getuigen daarvan zijn de Veluwe en andere stuifzanden.

De grondhonger van de biologische landbouw leidt ook tot verlies van soorten en ecosystemen. Het klopt dat de soortenrijkdom in de biologische landbouw gemiddeld wat hoger is dan in de gangbare landbouw, hoewel de laatstgenoemde sector bezig is met een flinke inhaalslag. De hogere opbrengsten in de gangbare landbouw creëren echter nieuwe ruimte voor natuur. Uit alle onderzoeken blijkt dat land sparen tot veel meer biodiversiteit leidt dan het combineren van landbouw met natuur. Voorwaarde is wel dat de overheid een consequent ruimtelijk beleid met duidelijke grenzen voor de verschillende functies.

Al met al is het een slecht idee om biologische producenten te subsidiëren, zoals Marcel Snoep van de ACM voorstelt. Door alle beperkingen leidt biologisch boeren niet tot echte verduurzaming van de landbouw. Bovendien gaat de overheid met deze procesgerichte aanpak op de stoel van de ondernemer zitten. Een slechte zaak, want zoals Eisenhower al constateerde is het makkelijk boeren als je ploeg een potlood is. Of – iets moderner – een computerspelletje als Farmville.

Snoeps andere suggestie, het verhogen van de milieustandaarden lijkt vele malen effectiever. De commissie Remkes heeft al laten zien dat een systeem van heffingen in combinatie met een afrekenbare stoffenbalans en daadwerkelijke metingen, de uitstoot van stikstofverbindingen als nitraat, ammoniak en lachgas drastisch kan verminderen tegen veel lagere kosten dan uitkoop of onteigeningen.

Daarnaast zou de overheid er goed aan doen om in Europees verband te streven naar een snellere toelating van laag-risicomiddelen on geacht of ze natuurlijk dan wel synthetisch zijn, want dat verschil is wetenschappelijk gezien niet relevant. Ook de moderne veredelingsmethoden, zoals gene editing en cisgenese moeten worden gestimuleerd in plaats van te worden belemmerd. Tot slot zou ik ervoor willen pleiten om de ontwikkeling van precisielandbouw te stimuleren, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van achtergestelde leningen voor de aanschaf van robots, sensoren en open sourcesystemen voor dataverzameling en -verwerking.

 

Gepubliceerd in De Volkskrant van 12 oktober 2021