Een tijd geleden maakte Maarten Keulemans zich in de Volkskrant boos over de Wageningse ‘dialoogzoekers’ Hedwig te Molder en Louise Fresco. Kort samengevat kwam zijn betoog erop neer wetenschappers zich niet druk moeten maken over de dialoog met de samenleving, maar moeten waar ze goed in zijn en dat is, wetenschap bedrijven zonder je van de wijs te laten brengen door bedrijfsbelangen, politieke driften of pseudowetenschappelijk getoeter. Integriteit staat voorop en dat de samenleving morrend en op enige afstand volgt, is nooit anders geweest. Roy Meijer, wetenschapsvoorlichter bij de TU Delft, reageerde een paar maanden later met een pleidooi om de antiwetenschappelijke lawaaimakers, zoals klimaatontkenners, vaccinweigeraars en Frankenfood-bestrijders niet alleen lik op stuk te geven met argumenten, maar ook juridisch aan te pakken (Sue the bastards) en belachelijk te maken. Immers, ‘dialoog is leuk, maar er zijn grenzen (..)’.

Niet knielen

Eerlijk gezegd vond ik de aanval op de dialoogzoekers nogal merkwaardig. Toevallig was ik bij zowel de intreerede van Te Molder als bij de academische jaaropening van Fresco geweest en herkende ik weinig van wat ik daar had gehoord in de tirade van Keulemans. Maar goed daarvoor is het een tirade. Te Molder stelde niet veel meer dan dat feiten ook altijd verbonden zijn met waarden, een vaststelling die teruggaat tot Karl Popper en zijn Logik der Forschung (1935) en verbond daaraan de conclusie dat onderzoekers het gesprek aangaan over het dominante paradigma in bijvoorbeeld het voedingsonderzoek. Fresco pleitte er juist voor om niet te knielen voor het publiek, zoals Keulemans suggereert, maar om dat publiek juist te confronteren met het feit dat de overvloedige beschikbaarheid van goedkoop en goed voedsel niet samengaat met kleinschalige, biologische landbouw waar al het werk met de hand gedaan wordt en koeien, varkens en kippen in de wei lopen te huppelen.

Belangeloze zoektocht

De blogs van Keulemans en Meijer weerspiegelen ook een beeld van het wetenschapsbedrijf als het belangeloos zoeken naar De Waarheid. De verworven inzichten worden – na controle door vakgenoten – gepubliceerd, waarna het iedereen vrij staat er gebruik van te maken om die inzichten toe te passen voor het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten die onze welvaart en ons welbevinden verhogen. Diezelfde houding kom je tegen bij zogenaamd fundamentele onderzoekers die zeggen ‘geef ons maar geld, want uiteindelijk levert dat altijd wel iets op’, met als doorslaggevend argument dat zonder de inzichten van Einstein we nu geen smartphone zouden hebben. Van onderzoekers valt het misschien nog te begrijpen, maar van mensen voor wie het reilen en zeilen van het wetenschapsbedrijf hun ‘core business’ is, zou je toch verwachten dat hun beeld van het wetenschapsbedrijf wat meer gestoeld is op inzichten uit wetenschapsfilosofie en –geschiedenis.

Moratorium

Afgezien daarvan is een dialoog juist hard nodig en dan vooral een dialoog die verder gaat dan het apaiseren van lawaaimakers van antiwetenschappelijke linkse snit. De Nationale Wetenschapsagenda had daar een mooie opstap voor kunnen zijn, maar gezien de opzet ervan (‘u vraagt, wij draaien – als we het leuk vinden’) vrees ik dat het niet tot een echte dialoog komt. Laat ik een voorbeeld geven waar het, wat mij betreft, over zou moeten gaan.

Recent heeft een aantal wetenschappers opgeroepen tot een moratorium op ‘germ line engineering’; aanpassingen van het menselijk genoom die ook worden doorgegeven aan toekomstige generaties met behulp van DNA-editing (CRISPR/Cas9). Een dergelijk moratorium roept herinneringen op aan een eerder moratorium, namelijk het vrijwillige moratorium over het gebruik van recombinant-DNA technieken uit 1973, schrijven Sheila Jasanoff, Benjamin Hurlbut en Krishanu Saha in een recent artikel in The Guardian hier.

Het moratorium, dat twee jaar later werd opgeheven tijdens de fameuze Asilomar-conferentie uit 1975, geldt als een lichtend voorbeeld van maatschappelijk verantwoord onderzoek. Als model voor het omgaan met publieke zorgen over wetenschappelijke ontwikkelingen valt er echter nog wel wat op af te dingen. Publieke zorgen werden al snel verengd tot een risicoanalyse en regelgeving om de risico’s van het ontsnappen van schadelijke micro-organismen te beperken. Andere publieke zorgen, met name de ethische en sociale aspecten, werden weggeredeneerd, maar kwamen later keihard terug in het verzet tegen genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen.

Arrogantie of onbenul?

Hetzelfde dreigt nu te gebeuren, zeggen Jasanoff c.s. Volgens de experts is het moratorium op germ line engineering vooral bedoeld om meer onderzoek te doen voordat we een oordeel kunnen uitspreken over het genetisch modificeren van kinderen. Bovendien, zo zeggen de experts, moet het publiek eerst worden onderwezen door de experts voordat er een zinnige dialoog plaats kan vinden over de ethische aspecten van deze technologie.

Is dat nou arrogantie of onbenul van die experts? Waarom zou het publiek de technische details van de CRISPR/Cas9 technologie moeten kennen om te kunnen oordelen over het redigeren van de erfelijke eigenschappen van toekomstige generaties? Laten we er maar van uit gaan dat het onbenul is. En niet van hen alleen. Het zit nog niet in ons systeem om een discours op te zetten over wetenschappelijk onderzoek dat voorkomt dat we steeds weer worden overvallen door ethische vragen. Daarom verengen we de discussie steeds weer tot de vraag welke risico’s aanvaardbaar zijn en laten we het antwoord daarop over aan experts. Een democratisch tekort, aldus Jasanoff c.s., want het belemmert ons vermogen om mee te denken en te praten over de vraag hoe onze samenleving eruit zou moeten zien en de technologische veranderingen die daarvoor nodig zijn.

In plaats van een dialoog af te wijzen zouden onderzoekers, maar zeker ook wetenschapsjournalisten en –voorlichters zich moeten buigen over de vraag hoe je het democratisch tekort verkleint en een maatschappelijk debat over wetenschap en technologie van de grond tilt. Alleen vertellen wat voor opmerkelijke resultaten het onderzoek heeft opgeleverd is niet voldoende, lijkt me. In plaats van een barrage aan persberichten de wereld in te sturen, zouden wetenschapsvoorlichters van instellingen misschien kunnen zoeken naar wegen om burgers meer te betrekken bij het onderzoek van hun instelling. En wetenschapsjournalisten en -redacteuren zouden de resultaten van onderzoek, meer dan nu gebeurt, kunnen duiden vanuit verschillende perspectieven. Dat lijkt me relevanter dan te pleiten voor een terugkeer naar de ivoren toren.

Foto: Steve Jurvetson under Creative Commons (cropped).